Ook Zuid-Italië heeft een vervuilende staalfabriek. ‘Als de fabriek sluit, duikt Taranto vijftig jaar terug in de tijd’

Op maandagochtend in Taranto, een havenstad diep in het zuiden van Puglia, in de hak van Italië, staat Piero Vernile, een 45-jarige staalarbeider, met een door zijn dochters zelf ingekleurd protestbord te betogen in de frisse ochtendlucht. Rondom hem staan duizenden andere arbeiders, vakbondslui en leveranciers van de lokale staalfabriek. „Ik wil gemoedsrust”, zegt hij bedrukt, „en eindelijk weten wat de toekomst brengt. Is het plan om hier op termijn de boel toch te sluiten? Dan moeten ze dat maar gewoon doen, maar wel terwijl ze tegelijk werken aan een alternatief.”

De staalfabriek van Taranto is de grootste in Europa. Met ruim 8.100 arbeiders en nog eens 4.000 werknemers bij de toeleveringsbedrijven is dit de belangrijkste werkgever in dit deel van Zuid-Italië, waar de werkloosheid meer dan 2,5 keer hoger ligt dan in het noorden. Maar velen hebben het gevoel dat de fabriek stilaan haar laatste adem uitblaast. De angst voor een sociaal bloedbad hangt in de lucht.

„ArcelorMittal, we sturen je weg met pek en veren!” schreeuwt een vakbondsleider vurig door een megafoon. De linkse vakbond CGIL is de grootste van Italië, en Fiom, de tak die de staalarbeiders vertegenwoordigt, is de meest militante van het land. ArcelorMittal is nu kop van Jut, terwijl de Luxemburgse staalfabrikant hier in 2018 nog als de redder werd binnengehaald.

Vorig jaar zakte de productie echter onder drie miljoen ton (terwijl de fabriek een capaciteit heeft van acht miljoen), een historisch dieptepunt. ArcelorMittal is niet van plan nog een cent te stoppen in de sterk verouderde vestiging in Taranto, en wil eruit. Maar niet zonder compensatie voor zijn aandelen en de aan de fabriek geleverde voorraden. Dat leidt tot een hoog oplopend conflict met Rome.

Ook elders in Europa staat de toekomst van staal onder druk. In Wales is Tata Steel, dat ook in IJmuiden een vestiging heeft, van plan om meer dan de helft van zijn personeel te ontslaan.

Slechte soap

In het Zuid-Italiaanse Taranto is ArcelorMittal de meerderheidsaandeelhouder in Acciaierie d’Italia (AdI), een joint venture met de Italiaanse overheid, die nu koortsachtig naar een oplossing zoekt, zodat de fabriek openblijft en duizenden banen worden gered. Rome gaf eind 2022 al een noodlening van 680 miljoen euro. Nu belooft de Italiaanse regering nog eens een overbruggingslening van 320 miljoen euro erbovenop, terwijl volop naar nieuwe investeerders wordt gezocht.

Maar voor een weinig productieve, en ondanks de dwingende milieuregels nog steeds vervuilende fabriek, is dat geen sinecure. Europa kampt sowieso met een overcapaciteit inzake staal. Het aanbod is te groot en de vraag te klein. Zo belooft het dossier-Taranto, met ruim 12.000 banen in economisch noodlijdend Zuid-Italië op het spel, nu al de belangrijkste kopzorg te worden van premier Giorgia Meloni’s nog altijd prille regering.

Rome heeft al de eerste stappen gezet naar een reorganisatie van de staalfabriek. Het komt neer op een speciale faillissementsprocedure voor grote bedrijven in cruciale sectoren van de industrie, die toelaat om een volledige sluiting te vermijden. In Taranto voelt dit nieuws als de zoveelste aflevering van een lang aanslepende slechte soap. In 2015 effende de Italiaanse overheid immers al met precies dezelfde ingreep het pad voor de intrede van ArcelorMittal, drie jaar later. Nu is het dus terug naar af, met een intussen negen jaar oudere fabriek, in nóg slechtere staat.

Kinderarts

„In 2015 verloor ons bedrijf al 700.000 euro, omdat de overheid de openstaande rekeningen van de staalfabriek liet bevriezen”, vertelt Paola La Corte, eigenaar van een logistiek bedrijf en toeleverancier, die mee is komen betogen. „En nu moeten we misschien opnieuw naar ons geld fluiten.” De openstaande schuld bij de lokale toeleveranciers wordt op minstens 120 miljoen euro geraamd. Geen enorm bedrag, wel groot genoeg om de kleinere familiebedrijven in Taranto in een faillissement te duwen.

De reusachtige fabriek opende in 1965 in Taranto als het staatsbedrijf Italsider. In Italië waren dat de jaren van de naoorlogse economische heropleving , waarin alles mogelijk leek. Het zuivere Italiaanse staal bracht behalve beroepsfierheid ook broodnodige werkgelegenheid naar het economisch achtergestelde zuiden.

De vader van staalarbeider Piero Vernile heeft de economische hoogdagen bij Italsider nog gekend. „Een goed loon, betaalde vakantie, en de kinderen van alle arbeiders kregen elk jaar steevast een mooi eindejaarsgeschenk.” Piero trad in zijn vaders voetsporen en ging in 1999 in de staalfabriek aan de slag. Hij werkt er nog steeds: „In goede en in slechte tijden.”

Aan de goede tijden kwam bruusk een eind, toen de buurtbewoners net als bij Tata Steel in IJmuiden hinder begonnen te krijgen van de vervuilende uitstoot van de staalfabriek. En mensen werden ook ziek. „Tumoren bij kinderen jonger dan veertien zijn zeldzaam, maar in deze stad ligt het aantal tumoren bij kinderen 20 procent hoger dan in de rest van Italië”, zegt kinderarts en bloedspecialist Valerio Cecinati (49), in het ziekenhuis Santissima Annunziata. Niet élk geval van kanker kun je toeschrijven aan de vervuiling, zegt de kinderarts, maar „het is ook onzin om te ontkennen dat het een factor is”.

„Federica was 4,5 jaar oud toen ze in maart 2020 plots ’s ochtends vaak moest overgeven”, vertelt haar moeder Mariella Santini (45), een bankbediende die is getrouwd met Lorenzo Gisotti (48), een soldaat op de militaire basis in Taranto. „Op 25 maart werd ze opgenomen met spoed, en is een hersentumor vastgesteld”, zegt de vrouw. Tegen de muur van de woonkamer hangt een groot portret van een kleuter die schuchter naar de camera lacht.

In een gespecialiseerde kliniek in de stad Bari onderging Federica die avond nog een hersenoperatie. De tumor werd verwijderd, maar er waren uitzaaiingen tot in het hersenvocht. Tien maanden bracht het kind door in verschillende ziekenhuizen, vertelt haar moeder, die nooit van haar zijde week. „Op 8 januari 2021 kwam aan haar lijdensweg een eind.”

Lorenzo Gisotti en Mariella Santini verloren hun dochtertje Federica aan de gevolgen van een hersentumor.

Er speelden vast nog andere factoren dan de vervuiling in Taranto mee, maken Mariella en Lorenzo zich sterk. „Of dat zeggen we toch tegen onszelf.” Omdat de gedachte dat verhuizen, of welke actie dan ook van hun kant dit had kunnen vermijden, voor deze ouders ondraaglijk is.

Sinds de dood van hun dochter zetten zij samen met lotgenoten hun schouders onder een vereniging, die dankzij private donaties heeft geleid tot een nieuwe afdeling voor jonge kankerpatiënten in het lokale ziekenhuis. Met de ingezamelde fondsen kunnen ook twee extra artsen worden betaald. Geen overbodige luxe in Zuid-Italië, waar steevast minder medisch personeel voorhanden is dan in het welvarende noorden van het land.

De muren van de nieuwe afdeling voor jonge kankerpatiënten zijn vrolijk beschilderd met zeedieren, en de nieuwe ziekenhuisvleugel kijkt ook uit op de zee. „Een afdeling openen voor kinderen met kanker lag niet voor de hand, en niet alleen om het geld”, zegt dokter Valerio Cecinati, diensthoofd van de nieuwe afdeling, terwijl hij uit het raam tuurt naar de azuurblauwe kust. „Zo’n ziekenhuisafdeling openen betekent impliciet erkennen dat kanker hier onder kinderen harder toeslaat dan op een andere plek.”

Door de gezondheidsrisico’s en de vervuiling is de waarde van de huizen in de buurt van de fabriek gekelderd. In de woonwijk Tamburi, waar de staalfabriek tegenaan is gebouwd, hangt roestbruin stof op de gevels van de huizen en proef je de vervuiling in de lucht. Na een tijdje rondstappen kruipt een vervelende kriebel in de keel.

„Onze woning is geen cent meer waard”, zucht Egidio Di Todaro (73), een gepensioneerde bediende van de elektriciteitsmaatschappij, aan de keukentafel van de flat die hij in 1970 heeft gekocht. Vanaf zijn balkon ziet hij enkele honderden meters verderop de staalfabriek liggen. „Ik kan de was hier niet buitenhangen”, zegt zijn vrouw Emilia (71). ArcelorMittal was verplicht wat aan die vervuiling te doen. De belangrijkste, en meest zichtbare ingreep was een afdak voor de opslagplaats voor mineralen zoals ijzererts – die vlak naast de woonwijk ligt.

„Maar als het flink waait, waait het fijn stof nog steeds onze kant op. Het kruipt zelfs door onze rolluiken”, zegt Emilia. „Deze ochtend heb ik het balkon nog schoongemaakt. En kijk nu eens?” Met een bezem veegt de Zuid-Italiaanse huisvrouw in een tel een hoopje zwart stof bijeen. „Drie appartementen in ons gebouw staan al bijna twee jaar te koop, vraagprijs 50.000 euro”, zegt haar man Egidio. „Potentiële kopers bieden slechts de helft, dus zeggen de eigenaars: laat dan maar zitten.”

Tragedie

Advocaat Massimo Moretti (58) vocht bijna twintig jaar voor een financiële compensatie voor de gedupeerde huiseigenaren. „In december 2023 heeft de Italiaanse overheid aan ongeveer driehonderd gezinnen een schadevergoeding uitgekeerd”, zegt de rijzige, donkerharige raadsman op zijn kantoor. Het nieuws ging in de wijk Tamburi rond als een lopend vuurtje, en nu lopen ook andere buurtbewoners de deur bij hem plat.

„Dat we überhaupt schadevergoedingen krijgen, mag een mirakel heten”, zegt Moretti glunderend. „Helaas is de pot zo klein dat het per gezin niet veel meer dan een morele compensatie betreft.” Egidio en Emilia Di Todaro kregen bijvoorbeeld 11.000 euro uitgekeerd. En na 2025 wordt het fonds stopgezet. „Stop gewoon meer geld in het schadefonds”, is Moretti’s boodschap aan Rome. „De inwoners van Tamburi verdienen toch een fatsoenlijke vergoeding, na al wat zij hebben meegemaakt?”

En nog steeds meemaken, zegt hij erbij, want „ondanks de sterk verminderde productie en de wettelijk verplichte milieu-ingrepen blijft de fabriek een ernstige vervuiler, ook omdat de installatie intussen is verouderd.” Sluiten, dan maar? „Tja, veel toekomst is hier niet meer”, zegt de raadsman, ook lid van de milieubeweging Legambiente. Maar de staalfabriek en de stad zijn totaal met elkaar verweven. „Ook het havenverkeer rekent hier grotendeels op het staal. Gaat de fabriek dicht, dan zou dat een tragedie zijn voor de hele streek. Dan duiken wij vijftig jaar terug in de tijd.”

Vroeger was Taranto scherp verdeeld in twee kampen, met voor- en tegenstanders van de staalfabriek. Die tijd lijkt voorbij. Inmiddels erkennen ook milieuactivisten dat een plotse sluiting tot een sociaal bloedbad zou leiden. Andersom praten de staalvakbonden over hoogdringende groene maatregelen.

„Er wás al meer dan een miljard euro gereserveerd uit het Europese post-coronasteunfonds voor een productielijn voor elektrische ovens, om staal mee te produceren”, zegt vakbondsleider Francesco Brigati (44) van staalvakbond Fiom. „Maar schermend met de te krappe deadlines van dat steunfonds heeft de regering-Meloni het project, dat nauwelijks was gestart, ook weer stopgezet.” Elektrische ovens, in combinatie met waterstof, zijn nochtans een ernstig vergroeningsplan voor de staalfabriek, legt hij uit.

Dat ArcelorMittal daarbij niet langer in Taranto wil investeren, maar wél twee elektrische ovens mee zou willen financieren in het Franse Duinkerke, zet in Zuid-Italië nog meer kwaad bloed. De staalvakbond beschuldigt de staalgigant ervan Taranto moedwillig te hebben laten verpieteren. Nu blijft maar een weinig aantrekkelijke ‘bruid’ over voor een overnemer, en heeft ArcelorMittal alvast handig de concurrentie op de staalmarkt verminderd, klinkt het boos. Het staalbedrijf reageerde niet op een vraag van NRC om commentaar.

Maar volgens milieubeweging Legambiente draagt de Italiaanse politiek de zwaarste verantwoordelijkheid voor deze lang aanslepende ‘slechte soap’. „Opeenvolgende regeringen schuiven de hete aardappel door”, zegt Lunetta Franco (61), muzieklerares en drijvende kracht achter de milieuactiegroep in Taranto.

Franco: „Vergroeningsmaatregelen zullen onvermijdelijk ook banen kosten. En aan banenverlies in het zuiden wil geen énkele Italiaanse premier zijn of haar naam verbinden.”